Ik zie u al vrearsensd
kiejkn,
als u het lzeen sartt,
de ognewnoe wodeorn,
dit srichjven is arapt.
Neen, ik kan u niet
bderieegn,
dzee wodeorn ligeen
neit,
er is heir ehct geen tucrje,
u kan gwooen leezn wat u
zeit.
Uw hesrneen, daar in uw
hfood,
zij weetn ehct wel raad,
om al die veerdme
wdeoorn,
te vestaarn heel
acuracat.
U dnket heir aells te
lzeen,
maar zo wkret het lzeen
neit,
u kjikt naar wodeorn
neit naar leertts,
zdoat u de beketeins
zeit.
De letrtes deon
er ehct neit toe,
ze moegn wilkeuleirg
saatn,
zonalg de eretse en lasttae
letetr,
maar op hun ptaaslje
saatn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten