In
de straten, op de pleinen dwaal ik rond.
Ik
ben de geest achter de bomen,
volg
je met bloedrode ogen, hongerig.
Wie
durft er buiten te komen?
De
maan en de mist, die helpen mij,
ze
maken alles donker en mysterieus,
en
als ik dan mijn slachtoffer zie,
dan
laat deze avond mij geen andere keus.
Ik
sluip nog stiller dan haar schaduw,
breng
de angst diep in mijn prooi.
Ik
zie ze gespannen heen en weer kijken.
Wat
is de vrees in haar ogen bloedmooi.
Ik
spring op, verschrikking alom,
een
schreeuw en een gil, ongezien.
Dan
herkent ze me en geeft me een duw,
en
moeten we lachen met Halloween.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten